Pagina's

woensdag 13 november 2013

Wanneer de dimlichten aansteken?

Dimlichten, soms ook kruislichten genoemd, verlichten de weg voor het voertuig zonder de andere weggebruikers te verblinden of te hinderen, wat wel het geval is bij grootlichten zoals we later zullen zien. De reikwijdte van dimlichten bedraagt ongeveer 30 meter. De rode achterlichten beginnen gelijktijdig te werken zodra de dimlichten worden ontstoken.

Wanneer de dimlichten aansteken ? 

's Nachts, tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag, zelfs wanneer de rijbaan voldoende verlicht is. Bij een blauwe hemel kunnen we twee sleutelmomenten van de dag waarnemen: het opgaan en het ondergaan van de zon, het is te zeggen het moment waarop de zon aan de horizon verschijnt of verdwijnt. 

De dageraad gaat de zonsopgang vooraf en de schemering volgt op de zonsondergang. Bij gebrek aan nauwkeurigere definities, moeten we aannemen dat we de dimlichten moeten gebruiken op het ogenblik dat de zon ondergaat tot op het ogenblik dat de zon weer te voorschijn komt. Wanneer we door de wolken het ondergaan van de zon niet kunnen zien, steken we onze lichten aan zodra het, op het einde van de dag, minder helder wordt. 

Overdag, wanneer het niet meer mogelijk is om duidelijk te zien tot op een afstand van ongeveer 200 meter. Bijvoorbeeld in geval van een zeer bewolkte hemel, regen, mist, sneeuw of in tunnels.

Denk eraan dat het niet verboden is om ook overdag bij goed zicht de dimlichten te gebruiken. Aarzel niet om ze aan te steken, zeker als u weet dat auto's 'met lichten' veel beter worden opgemerkt dan auto' s 'zonder lichten'.

Verwar de dimlichten in geen geval met de standlichten waarvan de verlichting onvoldoende is om 's nachts of bij slechte zichtbaarheid te kunnen rijden.