Pagina's

woensdag 9 september 2015

Wettige verdediging of het recht van iedere burger om zich te beschermen


Daar juweliers, uitbaters van benzinestations en andere zelfstandigen vandaag de dag het doelwit kunnen worden van een gewapende overval, wordt wettige verdediging meer en meer ingeroepen om het verweer tegen de overvaller(s) te rechtvaardigen. Maar hoe ver mag die verdediging gaan? Zijn de omstandigheden waarin wettige verdediging mag worden ingeroepen dezelfde voor particulieren en handelaars? En welke mogelijke consequenties heeft dat op het vlak van de rechtspraak?
                  
Als afwijking op het verbod om het recht in eigen handen te nemen, maken de artikels 416 en 417 van het Strafwetboek het mogelijk om iedere inbreuk hierop die in het kader van de verdediging tegen een daad van agressie zou zijn begaan, te rechtvaardigen. Dit geldt echter niet wanneer het gaat om onopzettelijke inbreuken. Uitgaande van het principe dat ‘men zich niet onvrijwillig, uit onvoorzichtigheid of bij gebrek aan voorzorgsmaatregelen verdedigt’, kan een geval waarbij een vuurwapen vanzelf afgaat en de aanvaller verwondt, niet worden beschouwd als wettige verdediging.

Zich verdedigen, ja, maar niet in elke situatie

Hoewel het soms wordt gezien als een vrijbrief om te verwonden of zelfs te doden, is het begrip ‘noodweer’ (of wettige verdediging) heel strikt omschreven. Het recht op wettige verdediging gaat pas in als iemand slachtoffer is van een daad van agressie. Die daad moet in de eerste plaats ogenblikkelijk zijn, d.w.z. nakend of zich reeds voltrekkend. Schieten op een dader die wegvlucht, is dus uitgesloten. De loutere mogelijkheid van een aanval bevat eveneens onvoldoende grond voor noodweer.
De aanval moet daarenboven onwettig zijn. Wettige verdediging kan dus niet worden ingeroepen door iemand die zelf een fout heeft begaan. Een aanvaller die zich in het nauw gedreven voelt en die als reactie zelf opnieuw en nog heviger in de aanval gaat, kan zich in geen geval beroepen op wettige verdediging om zijn verantwoordelijkheid te ontlopen.
De aanval moet bovendien ernstig zijn, d.w.z. van dien aard dat er kan worden gevreesd voor een ernstig gevaar voor de lichamelijke of geestelijke integriteit. De aanval moet ook tegen personen gericht zijn, tegen zichzelf of tegen een ander. Er kan dus in geen geval een beroep worden gedaan op wettige verdediging wanneer men zijn gezelschapsdier, zijn juwelen of andere materiĆ«le goederen probeert te beschermen.
Tot slot mag de persoon die op een dergelijke manier wordt aangevallen, over geen enkele andere manier beschikken om zich te beschermen en geen mogelijkheid hebben om een beroep te doen op de hulp van een overheidsinstantie.

Zich verdedigen, ja, maar niet tegen elke prijs

Wanneer iemand wordt aangevallen, betekent dat nog niet dat hij nodeloos geweld mag gebruiken. De verdediging moet altijd in verhouding staan tot de aanval. Met zwaar (of zelfs dodelijk) geweld reageren op een lichte aanval, kan nooit worden getolereerd.
Wanneer aan bovenstaande voorwaarden is voldaan, kan iedereen wettige verdediging inroepen, of hij nu particulier of handelaar is. Als de rechter beslist dat het inderdaad om wettige verdediging gaat, betekent dit dat de persoon die werd aangevallen, vrijuit gaat. Hetzelfde geldt voor de personen die hem eventueel hebben geholpen om zich te verdedigen.